Post Traumatische StressStoornis (PTSS)
De diagnose PTSS wordt in de volgende situatie gesteld
A. Betrokkene is blootgesteld aan een traumatische ervaring waarbij 1 of 2 van toepassing
__is:
1. Betrokkene werd geconfronteerd met 1 of meer gebeurtenissen die de kans op een
__feitelijke of dreigende dood of een ernstige verwonding gaf of die een bedreiging vormde
__voor de fysieke integriteit van de betrokkene of anderen.
2. Tot de reacties behoorde intensieve angst, hulpeloosheid of afschuw
__(Bij kinderen kan dit zich uiten in chaotisch of geagiteerd gedrag)
B. De traumatische gebeurtenis wordt voortdurend herbeleefd op 1 (of meer) van de volgende manieren:
De traumatische gebeurtenis wordt voortdurend herbeleefd op 1 of meer van de volgende manieren
1. terugkerende en zich opdringende onaangename herinneringen aan de gebeurtenis
2. terugkerende akelige dromen
3. handelen of voelen alsof de traumatische gebeurtenis opnieuw plaatsvindt
4. intens psychisch lijden bij blootstelling aan interne of externe stimuli die een aspect van
de traumatische gebeurtenis symboliseren of erop lijken
5. fysiologische reacties bij blootstelling aan interne of externe stimuli die een aspect van
__de traumatische gebeurtenis symboliseren of erop lijken
C. Aanhoudend vermijden van prikkels die bij het trauma hoorden of afstomping van
__de algemene reactiviteit zoals blijkt uit 3 of meer van de volgende:
1. poging gedachten, gevoelens of gesprekken horend bij het trauma te vermijden
2. pogingen activiteiten, plaatsen of mensen die herinneringen oproepen aan het trauma te
__vermijden
3. onvermogen zich een belangrijk aspect van het trauma te herinneren
4. duidelijk verminderde belangstelling voor of deelneming aan belangrijke activiteiten
5. gevoelens van onthechting of vervreemding van anderen
6. beperkt uiten van affect (bijv. niet in staat gevoelens van liefde te hebben)
7. gevoel een beperkte toekomst te hebben (bijv. verwacht geen carriere te zullen maken,
__geen huwelijk, geen kinderen of geen normale levensverwachting
D. Aanhoudende symptomen van verhoogde prikkelbaarheid zoals blijkt uit 2 of meer van
__de volgende:
1. moeite met inslapen of doorslapen
2. prikkelbaarheid of woede-uitbarstingen
3. moeite met concentreren
4. overmatige waakzaamheid
5. overdreven schrikreacties
E. Duur van stoornis is langer dan 1 maand
F. De stoornis veroorzaakt in significante mate lijden of beperkingen in sociaal of
__beroepsmatige functioneren of het functioneren op andere belangrijke terreinen.
De stoornis kan ook verlaat beginnen (ten minste 6 maanden na het trauma). Opvallend is dat PTSS de enige angststoornis is waarbij een veroorzakende factor (zie A: een traumatische gebeurtenis) vereist is voor de diagnose.
Vaak wordt een onderscheid gemaakt tussen:
type 1 trauma
– eenmalig kortdurende trauma’s (bijv. verkrachting, ramp)
type 2 trauma
– repeterende langdurige trauma’s (bijv. incest en mishandeling in kindertijd)
Zo’n 20-25 % van de mensen die een traumatische gebeurtenis meemaken ontwikkelen een PTSS.
Behandeling van PTSS kan bestaan uit o.a.:
– EMDR
– exposuretherapie (vaak combinatie van imaginair en in vivo)
EMDR en Imaginaire exposure zijn wat we noemen de eerstekeusbehandeling voor PTSS.
EMDR
Bij EMDR (Eye Movement Desensitisation Reprocessing) zal de therapeut vragen aan een bepaald moment van de traumatische gebeurtenis terug te denken met de bijbehorende beelden, gedachten en gevoelens. De patient wordt gevraagd een negatieve, dysfunctionele cognitie te formuleren en even later de mate van emotionele spanning in te schalen van 1-10. Daarna wordt gevraagd naar de gewenste positieve, functionele cognitie over zichzelf en de geloofwaardigheid in te schalen van 1-7.
Nadat het herinneringsbeeld weer wordt opgeroepen in combinatie met de negatieve, dysfunctionele gedachte alsook de negatieve gevoelde spanning (ook waar deze in het lichaam gevoeld wordt) wordt het verwerkingsproces opgestart.
Het verwerkingsproces wordt dan verder in gang gezet door gebruik te maken van een afleidende stimulus (met de ogen volgen van de voor de ogen van de patient heen en weer bewegende vingers van de hand van de therapeut). Na 25 oogbewegingen vraagt de therapeut wat er aan gedachten, beelden en gevoelens bij de patient naar bovenkomt. De patient wordt vervolgens gevraagd zich te concentreren op de meest opvallende verandering waarna opnieuw een set van oogbewegingen volgt.
Langzaam zal op deze manier de herinnering zijn scherpte en emotionele lading verliezen. Mocht de verwerking niet op gang komen of niet kunnen doorzetten dan beschikt de therapeut nog over een aantal aanvullende technieken.
Exposuretherapie
Bij exposuretherapie wordt aan de patient gevraagd zich de traumatische gebeurtenis zo levendig mogelijk voor te stellen, alsof het opnieuw plaatsvindt. De patient gaat zo gedetailleerd mogelijk te vertellen over de traumatisch gebeurtenis en de gevoelens te benoemen. De patient dient hierbij de ogen te sluiten (of deze naar beneden te richten) om zodoende het zich zo levensecht mogelijk voor te stellen en het verhaal in de ik-vorm en in de tegenwoordige tijd te vertellen.
Op deze manier wordt de patient dus blootgesteld (exposure) ofwel geconfronteerd met de meest angstopwekkende herinneringen aan het trauma. Deze herinneringen werden tot nu toe vooral vermeden door de patient waardoor verwerking niet goed kon plaatsvinden.
De exposure in de sessie heeft een 3tal kenmerken:
1. imaginair (in gedachten/verbeelding de traumatische gebeurtenis weer voor zich zien)
2. langdurig (sessie van 90 minuten, meestal enkele tot 10 sessies, thuis afluisteren van
__geluidsopname)
3. gradueel of geleidelijk (beginnen met herinneringen die de minste angst oproepen)
Het uitvoeren van een aantal exposure in vivo opdrachten (bijv. foto’s bekijken, plaatsen bezoeken, oogcontact maken met een onbekende) verhoogd heel duidelijk de effectiviteit van de behandeling.
Door behandeling kunnen forse klachten meestal verdwijnen of aanzienlijk verminderen.
Het direct na een traumatische gebeurtenis hulp verlenen in de vorm van wat men noemt debriefing (o.a. nabespreking met alle slachtoffers en aangeven welke klachten kunnen ontstaan) blijkt heel duidelijk averechts te werken. Direct na een traumatische gebeurtenis kan dempende medicatie (in vorm van betablokkers) het ontwikkelen van een PTSS voorkomen.